Welkom op het GitaarNet.
  • ELLIO MARTINA

     MEESTERBOUWERS

    ELLIO MARTINA

    De tweede meesterbouwer 'in the spotlight'. Een Achterhoeker met een Italiaans paspoort. Deze gerenomeerde gitaarbouwer weet techniek en kunst met elkaar in harmonie te brengen. Een eigenschap die vele van zijn landgenoten onsterfelijk heeft gemaakt. Zijn inspiratie haalt hij tegenwoordig uit de vogelrijke bossen van Eefde waar hij zijn atelier en werkplaats heeft. Ellio 'voelt' hout: hij heeft er in de loop der tijd een bijzondere band mee opgebouwd. Overal in zijn huis en werkplaats ligt hout te drogen. Elementen voor zijn gitaren maakt hij ook zelf. Een uitspraak die hem het meest typeert: "Het liefst zou ik de hele dag experimenteren".

    Hoe is je interesse voor het vak ontstaan?
    Het is een 'uit de hand gelopen hobby' die zich heeft ontwikkeld vanaf de middelbare school. Ik had een schoolvriendje, die toevalligerwijs Martinot heette, waarmee ik in de klas voortdurend gitaren aan het schetsen was. Totdat we het inmiddels vertrouwd klinkende "Martina, Martinot" hoorden en uit de klas gestuurd werden. Martinot was bevriend met Roy Hendrik, van Indonesische komaf. Met z'n drietjes experimenteerden we samen wat af. In die tijd was een Fender gitaar een onbereikbare droom. Veel Indische bands speelden erop, doordat ze familie in de Verenigde Staten hadden die er 'voor weinig' één mee brachten. Via Roy konden we er wel eens één lenen voor een paar dagen. Die werd dan natuurlijk door ons open gemaakt en grondig bestudeerd. Op die manier leerden we de kunst af en verkochten zelfs al wel eens wat. In het begin lukte alles natuurlijk nog niet altijd zo geweldig en we waren ook nog onervaren in het verzamelen van het benodigde materiaal. Je kon in de buurt wel wat standaard dingen kopen, maar dat vonden we eigenlijk niets. Met als grote voorbeeld de uit elkaar gehaalde Fenders, probeerden we zoveel mogelijk zelf te maken.

    Kun je een voorbeeld geven van die eerste experimenten?
    Om elementen te maken, kochten we bij de ijzerhandel van die kasslotjes waar we de magneetjes uithaalden. Deze dienden dan als spoel, welke we op de platenspeler zetten. Vervolgens met 45 toeren per minuut laten draaien en wachten tot je genoeg wikkelingen had , terwijl je de draad met de hand moest geleiden. We hebben zelfs getracht zelf materiaal te magnetiseren. Probeerden we een magnetisch veld op te wekken met een grote zelfgewikkelde spoel. De uiteinden van de kabels aan die spoel gingen vervolgens in het stopcontact. Dat ging dan net zo lang goed totdat uiteindelijk de hoofdzekering eruit lag. Het materiaal werd amper magnetisch.

    Hoe zag je eerste gitaar eruit?
    Dat was een elektrische gitaar met een veel te brede en dikke hals. Ik had in een heel klein winkeltje in Zutphen, een losse klassieke gitaartoets gevonden. Die gebruikte ik voor die gitaar en zette er een 013-set snaren op, zoals in die tijd veel werd gebruikt. Door die dikke kabels en de hoge aktie had je het bloed haast onder je nagels staan. Maar ja, je had wat en er kwam geluid uit. Gelukkig werd het in de loop der tijd door al het vallen en opstaan wel steeds beter...

    Hoe heb je van je hobby je beroep kunnen maken?
    In eerste instantie wilde ik van mijn andere hobby, muziek maken, mijn beroep maken. Ik had altijd in bandjes gespeeld en overwoog om naar het conservatorium te gaan. Ik werd daarin echter totaal niet gesteund door mijn ouders. Mijn oude heer zei: 'ga maar werken, dat gejittebuk op die gitaar, daar kun je de kost toch niet mee verdienen!'. Aangezien ik in werken toen nog geen trek had, ging ik naar de HTS. Na de HTS heb ik nog een tijdje gewerkt, maar had het daar snel gezien. Op een gegeven moment heb ik toen bewust besloten van mijn hobby mijn beroep te gaan maken. Ik had het voordeel dat een paar vrienden van me in Hilversum op het conservatorium zaten, waardoor ik al wat contacten had. Op die manier kreeg ik steeds meer reparatieopdrachten. Tot een vriend van me adviseerde om vijfsnarige bassen te gaan maken. Daar kreeg ik toen veel opdrachten voor. Zo is het balletje gaan rollen.

    Twee bodies voor ELLIO MARTINA bassen in zijn werkplaats. ELLIO MARTINA bas waarbij de hals en de toets al bevestigd zijn, ligt klaar voor verdere bewerking.

    Waarom maak(te) je voornamelijk bassen?
    In eerste instantie had ik mijn spullen ingekocht met het oog op het bouwen van akoestische gitaren. Ik kwam daar echter helemaal niet aan toe. Er was meer vraag naar bassen. Gitaren lopen zowiezo bij de meeste bouwers minder dan bassen. Je bent als bouwer toch steeds aan het concurreren met de fabrieksmodellen. De fabrieksmarkt voor gitaren is vele malen groter dan die voor bassen. Aan de andere kant is de kans dat een fabrieksgitaar wat instabiel is, groter dan wanneer je hem op maat laat maken. Omdat een bas een wat langere hals heeft, is deze veel meer gevoelig voor bijvoorbeeld weersinvloeden en lopen dan eerder aan. Mede daardoor zijn bassisten blijkbaar meer bereid om er een op maat te laten maken.

    Laten gitaristen zich niet ook meer leiden door de 'mythe' van de vintage gitaren uit de jaren '60-'70?
    Waarschijnlijk speelt dat ook mee. Meer nog dan bij bassisten speelt dat gevoel mee, waardoor ze eerder bereid zijn te betalen voor een gitaar uit die periode. Maar het is precies zoals je zegt; 'een mythe'. Er zaten ook exemplaren bij, daar kon je een piek tussen de hals en de body steken, je weet wel, van die 'maandagochtend dingen'.Goed beschouwd was men er ook in die tijd al op gericht zo veel en voordelig mogelijk gitaren te fabriceren. Dat is bijvoorbeeld ook de reden dat Fender die harde laklaag, het zgn. Fullerplast, onder de aflak had zitten. Andere lakken, zoals nitrocellulose, blijven lang naharden, zakken in de houtnerf en vertragen zo het productieproces. Met dat Fullerplast op de kale bodies konden ze bij Fender heel snel aflakken, polijsten en klaar waren ze.

    Terwijl elke op maat gemaakte gitaar een op die gitaar toegesneden behandeling krijgt.
    In de loop der jaren ontwikkel je een bepaald gevoel voor het stuk hout. Je klopt er eens op en beoordeelt of het geschikt is. Ieder deel heeft zijn eigen resonantie-frequentie. Het totaal van de verschillende delen heeft ook weer zijn eigen resonantie-frequentie. Dat kan ook wel eens negatief uitpakken, waardoor een bepaald frequentiegebied uit fase raakt en bijvoorbeeld wat zwak gaat klinken. Die gevoelsmatige benadering is een groot verschil met de fabrieksmethode. Als er duizenden uit een fabriek komen rollen gaan ze echt niet zeggen; ' die hals past niet zo goed bij de romp, weg met dat ding, dat gaan we toch maar eens anders doen'. Daardoor vind je daar ook veel meer spreiding, ook binnen een bepaald model. Als bouwer heb je daar natuurlijk ook een beetje last van. Zelfs als je hout gebruikt van dezelfde partij, zit er altijd wel een klein klankverschil in. Maar dat is ook de 'jus' van het vak. Je kunt het als bouwer alleen beter 'sturen', je zit er dichter op.

    Kun je daar een voorbeeld van geven?
    Misschien heb je wel eens een vijfsnarige bas in je handen gehad, waarbij de G de D, de A en de E snaar mooi helder klinken en de B, 'dat is een beetje zo'n zompige snaar'. Dat heeft met de balans te maken. Stel: Ik heb een stuk hout dat van nature vrij soepel is en ik wil het gebruiken voor de hals. Gevoelsmatig moet ik dan de hals iets dikker houder, zodat ie toch voldoende massa en stijfheid heeft, waardoor het laag voldoende strak blijft. Op die manier krijg je niet het gevoel dat die B snaar op een heel ander instrument thuis hoort. Zo zoek je ook naar de balans tussen de hals en de body. Wanneer je een instrument hebt dat volledig van hardhout is gemaakt, hou je een zo'n beetje glazige toon over, waar weinig warmte en leven in zit. Eigenlijk bijna alleen maar de grondtoon. Veel gewicht is goed voor de sustain, maar weer nadelig voor de warmte in het hoog. Hogere frequenties hebben een kleinere amplitude/energie en krijgen zo'n zwaar blok niet in beweging. De bovenharmonische tonen zakken dan een beetje weg. Je moet daar evenwicht in zoeken. Aan de andere kant moet je bij een lichte body weer oppassen dat je hals niet te flexibel wordt. Als ik een licht stuk Swamp ash voor een bas gebruik, is dat akoestisch gezien goed voor de dikte in het hoog, maar heel riskant voor de strakheid van het laag. Bij de dikkere snaren met die grotere amplitude 'zuipt' het hout die trillingen dan als het ware op.

    Wanneer je een gitaar maakt, hoor je de gewenste klank vantevoren in je hoofd?Ja, dat hoor ik. Maar het is natuurlijk heel subjectief. Ik heb een aantal jaren met de Music & Harmony beurs in Rotterdam meegedaan. Ik moest dan, je weet wel hoe dat gaat, op het laatste moment nog een aantal modellen afmaken, waardoor ik tot laat door moest werken. Ik was dan zo moe, dat ik het niet meer goed hoorde. Als ik het dan even liet rusten en ik luisterde de volgende dag, klonk het heel anders. Ik heb ooit een poging gedaan geluid te visualiseren met behulp van de computer. Ik klopte op verschillende soorten hout met dezelfde vormen en verhoudingen, nam het op met een microfoon en bekeek de uitslag op de computer. Zo legde ik een bas zonder onderdelen 'zwevend' neer, en sloeg het met de paukestok aan. Ik bekeek de uitsterftijd van die klop op het scherm, uitvergroot in de tijd. Met een romp van kersenhout zag je die uitsterfcurve eerst wegzakken, dan weer omhoogkomen en vervolgens weer wegzakken. Met de houtsoort poplar, (vertaald geen populier maar tulpenboom) familie van de magnolia, had de uitsterftijd een heel gelijkmatig verloop. Dat vertaalde zich ook in de klank; die bas klonk veel rustiger. De bas met die kersenhouten body had juist een hele sappige, vettige toon, een 'spekkersengeluid' noemde ik het, met iets van een natuurlijke nagalm erin. Maar het blijft natuurlijk alleen een vergelijkmogelijkheid. Er is niets absoluuts aan het uiteindelijke geluid. Er zit altijd wel een iets andere kleur in de klank, dan je in je hoofd had. Het zou dom zijn om dat te willen nastreven, dan hou je geen stuk hout over.


    »» lees verder

Back to top