Al heel lang, in feite reeds vanaf mijn eerste gitaarbouwsels, zit ik te broeden op een automatische gitaar, zeg maar: een piano-achtig ding. Afdalend in ruwe schetsen en bedenkingen kwam ik terecht bij een hefboom met een metalen pinnetje, die bij het aanslaan de lengte/mensuur en bijhorende toonhoogte van de snaar bepaald. Zo geniaal in zijn eenvoud dat het zeven- à achthonderd jaar geleden reeds op menige werkbank verscheen: het clavecordium. Oftewel klavechord, clavichord, clavichorde.
Op geregelde tijden komt de klavechord gedachte nog eens opzetten maar -zoals bij al mijn eerdere bouwsels- zonder de inspiratie van geschikt bouwmateriaal kom ik echter geen stap verder.
Een flinke tijd terug vertimmerde een collega van mij een koppel ouwe binnendeuren tot keukentoog, de resten van dat karwei bleven maandenlang achter de zaagmachine staan. Toen ik besliste om die resten maar eens tot brandhout te verzagen floepten plots de clavichordschetsen op: zou zo’n paneel niet tot klankbord kunnen dienen? En wat met de staanders en regels van zo’n deur? Een eerste daadwerkelijke stap naar de Claviporte leek geboren.
Het plan is om zonder plan te werken, ik bouw met wat ik heb. Wat voorhanden is –een paar halve deuren, wat pallethout en de lengte van een gitaarsnaar- bepaald de afmeting en klank van het instrument en gaandeweg zal er hier en daar wel een schets ter verduidelijking op de plank verschijnen. We zien wel of er ooit iets te horen zal zijn.
Ik vertrek dus van een bepaald basisprincipe, maar daar stopt het dan ook. Niks nieuws onder de zon; niets méér dan een bak met snaren en hamertjes, maar voor mezelf is dit genoeg om er het gevoel van een ontdekkingstocht aan over te houden. En die tocht begint bij het verzagen van een paar ouwe, halve binnendeuren.
https://lh6.googleusercontent.com/-v...h600-no/1..JPG
Tee.