LET OP: ik weet echt te weinig van harmonieleer, dus als je het echt precies wil weten, raad ik je aan niet verder te lezen.
Ik ga proberen een begin te maken aan het bespreken van de harmonieleer. Omdat dit nog wel eens als een zeer lastig onderwerp wordt beschouwd, wil ik het begin eenvoudig houden, maar gaandeweg kunnen we dit uitbreiden. Ik ben zelf absoluut nog geen meester op dit vlak, dus als andere zich er mee willen bemoeien, dan graag. Vele weten meer dan één.![]()
Om te beginnen wil ik het hebben over het aspect tension-and-release oftewel spanning en ontspanning. Laten we eens kijken naar de sterkste interval: de kwint of ook wel de dominant.
Speel op je gitaar de lage E-snaar open (of los), en speel dan gelijktijdig of na elkaar de B op de D-snaar (9e fret). Je hoort hoe 'zuiver' of ook wel harmonisch deze twee tonen bij elkaar klinken. De E is de grondtoon of ook wel de tonica genoemd. De B is de dominant, oftewel de 5e toon van de toonladder, de reine of zuivere kwint.
Doe nu hetzelfde met de Bes (D-snaar 8e fret). Je hoort hoe dit wringt, de twee tonen samen klinken dissonant. Je hoort misschien ook dat deze toon eigenlijk een andere toon wil worden; de Bes wil een B worden. Dit noemen ze 'oplossen', de Bes wil in een B oplossen. En dit noemen ze dus tension oftewel spanning. De E en de Bes samen klinken spannend, gespannen. De Bes wil het liefst ontspannen door een B te worden, release.
Doe nu hetzelfde met de C (D-snaar 10e fret). Ook deze wil het liefst oplossen in een B. Ze noemen dit onvolkomen consonant, maar ik weet niet precies waarom, misschien kan iemand anders dat uitleggen.
Een korte samenvatting:
E = grondtoon / tonica
B = reine of zuivere kwint / dominant (5)
Bes = verminderde kwint (diminished / b5 / -5)
C = overmatige kwint (augmented / #5 / +5)
Let wel, de grondtoon kan ook een andere toon dan E zijn, ik heb de E hier slechts als voorbeeld gebruikt. De B is ten opzichte van de E de dominant. De interval (afstand) tussen E en B is een zuivere kwint.
De volgende stap die ik wil bespreken is de mediant en de onderdominant. Speel op je gitaar weer de lage E-snaar open, en speel dan de Gis op de D-snaar (6e fret). Dit klinkt voor mij neutraal. Doe hetzelfde met de G (D-snaar 5e fret), dit vindt men over het algemeen droevig of somber klinken. En speel nu eens de A (D-snaar 7e fret), dit vindt men fris of vrolijk klinken.
De mediant, oftewel de terts (de 3e toon uit de toonladder), kent twee vormen: de kleine (G) en de grote terts (Gis). De onderdominant staat gelijk aan de reine of zuivere kwart (de 4e toon uit de toonladder). De interval (afstand) tussen E en A is een zuivere kwart.
Een korte samenvatting:
E = grondtoon / tonica
G = kleine terts (b3)
Gis = grote terts (3)
A = reine of zuivere kwart (4)
Zoals je ziet zijn er verschillende benamingen en notaties. De één heeft het over een C+5, de ander noemt dit een Caug. Waar het voor mij om gaat is dat je weet hoe de interval heet (terts, kwart, kwint, enz) en wat hun functie is (mediant, onderdominant, dominant, enz). Omdat ik dit allemaal maar een beetje zelf uitgevogeld heb, uit boeken enzo, kan ik er hier en daar nog wel eens naast zitten, corrigeer mij dus aub als je beter geschoold ben dan ik.
Ik heb hier een overzicht staan van (bijna) alle intervallen (vanuit C):
http://www.gitaarnet.nl/forum/showpo...9&postcount=21
Favorieten/bladwijzers