De vorige keer is het waarom van frets vlakken aan de orde gekomen:
Indien een of meerdere frets hoger of lager zijn dan de andere kun je bij een lage afstelling op die plaatsen duidelijk meer fretrammel horen dan op andere.
Voor de goede orde: allereerst moet de hals op de juiste holling worden afgesteld. Als een hals te hol is hoor je fretrammels van pakweg de 9e t/m de 15e fret, als een hals te recht of zelfs bol staat dan rammelen de 1e paar frets. Als alleen de 1e fret aanloopt dan is je topkam te laag.
Er is een goede manier om je frets zelf te controleren. Je gebruikt de snaren dan even als lineaal. Leg je gitaar op een plek waar je veel licht hebt, het liefst van achteren, bijvoorbeeld een tl-bak ofzo. Druk de snaar over de eventueel verdachte plek op de frets met je wijsvingers en kijk tussen de snaar en de frets. Als je goed kijkt kun je zien of er licht tussen de snaar en de fret doorkomt. Het is logisch dat als er licht tussen de snaar en de fret doorkomt dat ene fretje te laag is. Als een heel gebied niet goed is is dat wat lastiger te zien, maar oefening baart kunst.
Je ziet veel mensen halzen controleren door met een dichtgeknepen oog langs de hals te kijken. Daarmee zie je inderdaad veel, bijvoorbeeld of er een kronkeltje in de hals zit of een bult, maar de meeste informatie krijg je wanneer je je snaar als controlemiddel gebruikt.
Het vlakken
Maar hoe gaat dat nu in zijn werk? Elke bouwer en reparateur heeft denk ik zijn eigen methodes, en die werken voor ieder afzonderlijk allemaal goed. We vertellen dus niet hoe het MOET maar hoe wij het doen.
Allereerst gaan we de hals goed controleren. Indien nodig stellen we de holling bij op de snaren die er op zitten. Dan plakken we de toets helemaal af met tape (oppassen met oude gitaren met esdoorn toets! Lak uit de jaren zeventig heeft de neiging om eraf te knappen als je de tape er verkeerd af haalt). De gitaar wordt op de vlakbank gemonteerd en vastgezet.
Wat nu volgt is een mix van kijken en slijpen: eerst de juiste spanning in de hals simuleren, hals correct maken met de trekstang, controleren met de lineaal, slijpen van de frets, weer controleren, slijpen, controleren. Dit controleren gaat met behulp van licht en een lineaal. Onze lineaal is wat je noemt recht, en daarmee heilig in onze werkplaats, net als overigens de beitels, de schaven, de hamers en ander gereedschap waar we hier al meer dan dertig jaar mee werken.
Op een gegeven ogenblik zijn de frets allemaal per snaar op gelijke hoogte gebracht, en dat tot op hondersten van millimeters precies. Dan zijn ze echter ook in min of meerdere mate plat. En dat speelt niet zo lekker, en nog vals bovendien. Tijd om te ronden. Deed men dat vroeger met een recht vijltje aan beide kanten, tegenwoordig gebruiken we een gespecialiseerde fretvijl met meerdere profielen. Hiermee maken we de bovenkant van de frets weer rond, en je moet natuurlijk oppassen dat je niet een streepje teveel wegvijlt, want dan kun je overnieuw beginnen. Na het ronden worden de frets geschuurd en gepolijst, waarna het instrument wordt afgesteld.
De holling is nu goed, alle frets zijn gelijk, alle onregelmatigheden in de hals zijn opgelost dus kun je je instrument zo laag afstellen als je smaak maar toelaat. Dat is alleen nog maar afhankelijk van de hoeveelheid fretbuzz die je acceptabel vindt.
Het enige nadeel is dat nu de frets een stukje lager zijn dan eerst. Dit is afhankelijk van de slijtage van de frets of de onregelmatigheid die er in zat. Soms zal een gitaarbouwer dan ook aanraden dat herfretten een betere keus is omdat vlakken niet meer gaat. Er wordt echter tegenwoordig zoveel zogenaamde Jumbofrets gebruikt dat een gitaar meestal 1 of twee vlakbeurten wel kan hebben.
groet
Jacco Stuitje
Rikkers Gitaarbouw