Welkom op het GitaarNet.
  • 6. Akkoorden

     SOLO

    6. Akkoorden

    Wat nu volgt is wederom verbazingwekkend eenvoudig.

    Ik geef je eerst een aantal regels voor het opbouwen van akkoorden:

    • een akkoord bestaat uit 3 of meer tonen;
    • die tonen volgen elkaar als volgt op: 1 - (b)3 - 5;
    • in geval van een gewone 3 ('grote terts') is sprake van een majeur-akkoord, in geval van een verminderde 3 (b3: 'kleine terts') is sprake van een mineur-akkoord.
    • vanaf iedere toon binnen een toonsoort kan een akkoord worden opgebouwd.

    In dit hoofdstukje bespreken we de drie-toonsakkoorden
    (met tonen 1-(b)3-5).

    Laten we eens akkoorden gaan opbouwen binnen de toonsoort C:

    Ik geef hier eerst de ladder van C-ionisch:

    cdefgabc

    Als we in de toonsoort C een C-akkoord opbouwen, dan nemen we de 1e, de 3e en de 5e toon van de ladder: de c, de e en de g. Kijk maar in het schema .

    Je ziet dat tussen de c en de e een interval bestaat van twee hele tonen. Dat betekent dat we hier met een majeur-akkoord van doen hebben. De e is de grote terts van c.

    Laten we nu binnen deze toonsoort van C eens een akkoord opbouwen vanaf de d-toon:

    de 1e is natuurlijk de d.

    De 3e toon van d binnen de toonsoort C blijkt een f te zijn. De 5e toon is een a. Je ziet hier dat tussen de 1e toon (de d) en de 3e toon (de f) een interval van 1½ ligt.

    Kortom; het D-akkoord binnen de toonsoort C is een mineur-akkoord. Het akkoord heeft namelijk een kleine terts (de f: interval 1½).

    Het E-akkoord binnen de toonsoort C is ook een mineur-akkoord: tussen de e en de g ligt ook een interval van 1½. Het F-akkoord is vervolgens weer majeur (f - a: interval van 2) en het G-akkoord ook (g - b: interval van 2).

    De B is een vreemde eend in de bijt. Zoals je ziet is het een mineur-akkoord (b - d: 1½ interval). Met het B-akkoord is echter iets anders aan de hand. Het akkoord blijkt in afwijking van de andere akkoorden binnen de toonsoort van C een verlaagde kwint (5e toon) te hebben. Het B-akkoord in de toonsoort C bespreken we later in de jazz-lessen.

    Samenvattend, zitten in de toonsoort C de volgende drie-klank-akkoorden:

    C
    Dm
    Em
    F
    G
    Am

    Het C-akkoord is een Trap I-akkoord (ionisch);
    Het Dm-akkoord is een Trap II-akkoord (dorisch);
    Het Em-akkoord is een Trap III-akkoord (frygisch);
    Het F-akkoord is een Trap IV-akkoord (lydisch);
    Het G-akkoord is een Trap V-akkoord (mixolydisch);
    Het Am-akkoord is een Trap VI-akkoord (eolisch).

    Binnen de andere 11 ionische ladders / toonsoorten, kun je volgens hetzelfde systeem ook 7 verschillende akkoorden opbouwen.

    Laten we als voorbeeld de toonladder van G eens nemen:

    gabcdef#g

    De akkoorden binnen deze toonsoort zijn:

    G
    Am
    Bm
    C
    D
    Em

    En het F#-akkoord is weer de vreemde eend in de bijt.

    Onthoud:

    • Binnen een toonsoort kan vanaf iedere toon uit die toonsoort een akkoord worden opgebouwd volgens 1 - (b)3 - 5;
    • Er zijn binnen de toonsoort dus 7 akkoorden te maken;
    • Ieder van die akkoorden begint op een trap binnen de toonsoort: je hebt dus 7 trappen;
    • Het Trap I, IV en V-akkoord zijn altijd majeur;
    • Het Trap II, III en VI-akkoord zijn altijd mineur;
    • Het Trap VII-akkoord bespreken we later;
    • Dit systeem kan op iedere ionische ladder / toonsoort worden toegepast; de bovenstaande regels blijven altijd gelden.

    Het is erg belangrijk om dit te doorgronden. Denk er rustig over na. Schrijf je eigen toonladders uit en probeer akkoorden te maken binnen die toonsoort.

    Als je dit onder de knie hebt, ben je al ver gevorderd in de muziek.

    Sterker, aan de hand van dit systeem kun je 95% van de popliedjes begrijpen. Zo zal je liedjes tegenkomen met de volgende akkoorden: A - D - E. Als je die akkoorden ziet, dan hoor je meteen te zien: de A is 1e Trap, de D is Trap IV en de E is Trap V. Deze akkoorden passen dus binnen de toonsoort A (A-ionisch).

    Wat heb je hieraan? Wel, als je in de muziek akkoorden tegenkomt die binnen dezelfde toonsoort passen, dan kun je daarover soleren in die toonsoort. Als je de akkoorden A - D - E tegenkomt, dan kun je volstaan met soleren met behulp van de tonen uit de toonladder A-ionisch (de tonen van de ladders D-lydisch en E-mixolydisch zitten immers ook in A-ionisch). Dan heb je dus 7 tonen tot je beschikking die altijd goed klinken over die drie akkoorden.

    Eigenlijk zou ik moeten zeggen: over het A-akkoord soleer je in A-ionisch, over D in D-lydisch en over E in E-mixolydisch. Maar die ladders hebben alle drie exact dezelfde tonen, zij het dat de drie ladders alle op een eigen toon beginnen (de a, de d of de e). Het is dus eenvoudiger om de drie akkoorden in hun totaliteit te zien en te beseffen dat ze in de toonsoort A staan. De toonsoort A impliceert A-ionisch, D-lydisch en E-mixolydisch.


    »» volgende les
Back to top