"I play my bass, express myself, search and that's it. Whatever else does or doesn't come with that in terms of the way people respond, that's cool. Bottom line, it's got to be sincere and it's got to be funky. The rest, I can't fuck with",
aldus componiste, bassiste en zangeres Meshell Ndegeocello. De in Duitsland geboren en in de Verenigde Staten opgegroeide Ndegeocello is een muzikante waarop het lastig labels plakken is. Wat dat betreft spreekt haar achternaam - die zij tijdens haar tienerjaren zelf aannam en in het Swahili staat voor 'vrij als een vogel' - boekdelen. Ndegeocello maakt de muziek die ze wil maken, die ze moet maken, muziek die eigenzinnig is en recht uit haar hart komt. Commerciële concessies komen in haar woordenboek niet voor. En alhoewel ze (daarom?) bij het grote publiek volslagen onbekend is, heeft ze onlangs toch alweer haar zevende album uitgebracht.
De ware Ndegeocellokenner en -liefhebber zal dat album - 'Dance of the Infidel' (Universal, 2005) - wel een paar keer op de draaitafel hebben moeten leggen om te wennen aan de nieuwe weg die zijn idool is ingeslagen; experimentele jazz, funk, beats en veel elektronica zijn de steekwoorden die het meest op de zeer veelzijdig samengestelde schijf van toepassing zijn. Maar de grootste schok is natuurlijk Ndegeocello's besluit de zangpartijen voor het eerst niet voor eigen rekening te nemen. Lalah Hathaway en Cassandra Wilson komen die eer toe. Als de liefhebber er echter één is die Ndegeocello al vanaf haar eerste plaat - 'Plantation Lullabies' (Maverick, 1993) - volgt, dan is is hij al wel wat gewend als het gaat om stijlveranderingen. Zoals Ndegeocello zelf in een interview zegt: "I don't want to be doing the same thing all the time". Dus zagen we een ontwikkeling van stevige soulfunk met een agressieve ondertoon, via een vrij zoete liefdesplaat - het aan haar ex-vriendin opgedragen 'Comfort Woman' uit 2003 - naar de experimentele jazz van nu. Ndegeocello kan het zich echter permitteren. Ze is authentiek, ze is een geweldige muzikante en - niet het minst belangrijk - ze is funky. Dus werkte ze met artiesten als Prince, The Rolling Stones, George Clinton, Herbie Hancock, Madonna en Marcus Miller (to name but a few), wist ze tot nu toe negen Grammy Awards in de wacht te slepen en toert ze al bijna tien jaar de wereld rond.
Dat dit alles helaas geen garantie is voor uitverkocht zalen, bleek op 19 mei in De Boerderij te Zoetermeer. Terwijl er in de voorverkoop slechts zo'n tweehonderd kaartjes waren verkocht, leek de ongewone ruimte die iedere bezoeker tot zijn beschikking had erop te wijzen dat de verkoop aan de kassa hier niet veel bovenuit kwam. Maar dat is natuurlijk ook wel eens lekker; de ruimte om met lijf en leden mee te deinen op bas en beat en de mogelijkheid de muzikanten van zeer dichtbij te inspecteren. De aanwezigen heb ik er in ieder geval niet over horen klagen.
Voordat Ndegeocello en haar band 'The Spirit Music Jamia' het podium betraden, werd de zaal verrast door een voorprogramma dat een ongepolijste en pompende opwarmer bleek te zijn. De jonge Amsterdams/Rotterdamse soulband 'Talking Loud' bracht een eigen repertoire waarmee zij het publiek zonder meer wist te overtuigen. Eerder stond de band al in het voorprogramma van grote namen als 'Mo'jones' and 'Tasha's World' en met het optreden in De Boerderij bewees 'Talking Loud' dat zij klaar is voor een bestaan op eigen benen. Een ritmesectie die staat als een huis, een toetsenist en gitarist die zich zowel functioneel als in solo's weten te bewijzen en een zangeres met een lichtbruin stemgeluid dat de concurrentie met Joss Stone en Erykah Badu gemakkelijk aan kan. Over deze jonge talenten hoeven wij ons met andere woorden helemaal geen zorgen te maken.
Maar Ndegeocello had haar eigen opwarmer meegebracht in de persoon van DJ Jahi Sundance. Met onverwachte klanken als die van Billy Idol en andere jaren tachtig bands, probeerde de DJ met het enorme rastakapsel het publiek in de juiste stemming te brengen. Die stemming kwam er echter pas daadwerkelijk in toen de kleine bassiste zelf samen met haar band het podium besteeg. Eenvoudig gekleed, met als enig gekleurd kledingstuk een knaloranje muts, pakte Ndegeocello haar afgeleefde seventies Fender Jazz Bass (ze speelt op 15 jaar oude flatwound snaren die ze niet meer van plan is te vervangen) gaf hier en daar wat instructies en weg waren ze.
Dat laatste kan overigens bijna letterlijk op worden gevat. Ndegeocello zelf omschrijft de muziek op 'Dance of the Infidel' als volgt: "It's a lot more instrumental material, more improvisational music [..] For me, to be able to make instrumental music - it's a lot more free, because it is just sound". Dus werd het publiek vanaf het begin af aan vergast op weliswaar bekende thema's van Ndegeocello's laatste CD, maar dan gebracht in de vorm van een soort jamsessie waarbij met name de blazers en de toetsenist zo af en toe het luchtruim mochten verkennen.
Ndegeocello en haar drummer waren hierbij overigens opvallend behoudend in het experiment. Geen drumsolo's, geen gewaagde basloopjes. Wat eerder opviel was dat de ritmesectie vanaf het begin af aan met elkaar in een fikse worsteling was verwikkeld. Ndegeocello leek haar drummer welhaast permanent te moeten instrueren omtrent de 'feel' die moest worden neergezet. Haar rechterhand kwam regelmatig van de snaren om haar drummer aan te zetten steviger te spelen waar hij haars inziens te rustig speelde, of juist rustiger te spelen waar hij juist wat te druk bezig was. De verklaring voor deze opmerkelijke wijze van doen kwam helemaal aan het einde, toen Ndegeocello (ter verklaring?) liet weten dat haar drummer - net als één van de blazers - er pas voor de tweede keer bij was.
Alhoewel dus verklaarbaar, heeft de gebrekkige samenwerking binnen de ritmesectie het optreden allerminst goed gedaan. Iedere muzikant weet dat er in een jamsessie weinig creatieve energie kan worden ontwikkeld als drummer en bassist de zaakjes niet goed voor elkaar hebben. Ndegeocello leek dat zelf ook permanent te beseffen; ze speelde ingetogen en slechts een enkele keer kwam de nodige energie op de juiste manier vrij. Wellicht was dat ook de reden dat de band de instrumenten na een dik uur opzij zette, om na één nummer als toegift voorgoed te verdwijnen. Dat het publiek het hier bepaald niet mee eens was, bleek uit het aanhoudend roepen om nog een toegift. Die kwam niet.
Het zou echter niet terecht zijn de band en het optreden louter op basis hiervan te beoordelen. Want ondanks dat de ritmesectie bij vlagen erg met zichzelf bezig was, straalde de kwaliteit van de muzikanten af, dwars door de besproken obstakels heen. Zo kan toetsenist Michael Cain beschouwd worden als een creatief centrum die de nummers bij tijd en wijlen naar grote hoogten wist te stuwen. Dat gold ook voor de blazers, waarvan het volume helaas gedurende het hele optreden een paar tandjes te hard stond. Ronduit geniaal vond ik de bijdragen van DJ Jahi Sundance, een zeer gelukkige greep van Ndegeocello. De DJ wist met zijn twee draaitafeltjes en de paar plaatjes die hij gebruikte elementen aan de muziek toe te voegen die een instrumentalist nooit voor elkaar zou krijgen. Soms stuwend, soms zwevend, maar altijd perfect in de muziek gemixt. Razend knap. Al met al ben ik bij een volgende keer zeker weer van de partij, alleen al om te zien wat een kwaliteitsslag er gemaakt kan worden als de band speelt met een drummer die in de ogen van de bandleidster annex bassiste wél is ingespeeld.
De gebruikte citaten zijn ontleend aan eerder door Meshell Ndegeocello gegeven interviews in 'Curve Magazine', 'Bass Player Magazine' en 'Pride Source'.
Relevante links:
top
|